Interview met Manon door Managementboek

Managementboek interviewde Manon over het boek Mijn Binnenste Buiten, dat ze samen met Gerritjan van Luin en Freerk Wortelboer schreef. Het interview kun je vinden via deze link, maar staat ook hieronder.

Manon Ruijters: ‘Dit boek is een aanleiding voor goede gesprekken’

Professionele identiteit is het vergeten hart van de professionele ontwikkeling. Aldus Manon Ruijters in haar veelbesproken boek Je Binnenste Buiten. Aan overtuigingskracht heeft het haar en haar collega-auteurs sindsdien niet ontbroken, maar de praktische toepassing van de theorie bleek niet eenvoudig. Daarom verscheen drie jaar later een werkboek dat geen werkboek mag heten, maar dat getuige de ondertitel (werken aan je professionele identiteit) toch wel zo is bedoeld: Mijn Binnenste Buiten.

Een recensent noemde Je Binnenste Buiten een heftig boek. Snapt u dat mensen de theorie achter uw PI-model heftig vinden?
Werken aan je professionele identiteit vraagt inderdaad wel iets. Dat doe je niet zomaar even tussen de bedrijven door. Het gaat een stap verder dan zelfkennis opdoen. Dus ja, ik snap wel dat ze dat ‘heftig’ vinden. Ik heb dat overigens wel gelezen als een compliment. Het is een boek dat een belangrijk, maar niet zo eenvoudig hedendaags vraagstuk oppakt.

Hoe is het PI-model eigenlijk in de praktijk geland?
Daar zijn twee heel verschillende dingen over te zeggen. Enerzijds overweldigend, als ik alle reacties, mails, lezingen, gesprekken volg. Het voorziet kennelijk echt in een behoefte. In het onderwijs is men er hard mee aan het werk gegaan, met name voor studenten. Dat is prima, maar het idee was eerder professionals die al aan het werk zijn, docenten bijvoorbeeld, maar dus ook professionals in andere sectoren. Het heeft echter nog geen vast plekje gekregen in het leren en ontwikkelen in organisaties, terwijl het toch wel echt een plek verdient. Ik vermoed dat er te veel dingen zijn met een hogere urgentie. Het werken aan professionele identiteit wordt gezien als een langetermijninvestering. Het helpt mensen opruimen, beter te weten wie ze zijn als professional, waar ze voor staan, waardoor ze lichter door het leven gaan, veerkrachtiger, meer gefocust. Nu zie je de eerste signalen van een verdere impact, plekken waar het een verschil maakt in een verandering. Bijvoorbeeld in het vraagstuk van de transitie van de verpleging en de invoering van verpleegkundigen en regie-verpleegkundigen.

Is het niet zo dat professionals meer een fixed dan een growth mindset hebben? Volgens Chris Argyris bijvoorbeeld stellen ze hun beproefde mentale modellen niet graag ter discussie. Daar komt bij dat professionals in het onderwijs zichzelf graag als ‘doeners’ zien.
Ik denk dat de vraag die hiervoor ligt, is wat je wel en niet als professional ziet. We zitten nu in een beweging in organisaties – in onderwijs, overheid, zorg – waar ongemerkt die beelden van de professional een hele grote rol spelen. Onder de beweging naar zelfsturing bijvoorbeeld gaat een beeld schuil van professionals als mensen zijn die hun vak goed kennen, maar ook het voortouw nemen, ethisch denken, moed hebben om af te wijken, zichzelf sturen. Ik snap dan je associatie met growth mindset wel, alhoewel ik denk dat ze niet helemaal klopt. Ik ken topprofessionals in beiden categorieen. Die met een fixed mindset worstelen meer met de ontwikkelingen die in hoog tempo op hen afkomen. Belangrijker vind ik eigenlijk dat die beelden van de professional ook een enorme druk leggen bij de ‘vakmens’, degene die gewoon graag aan het bed staat, met mensen bezig is, van de kern van het vak houdt en niet zo in de wieg gelegd is voor allerlei aanvullende taken of ontwikkelingsdenken. Moet iedereen wel een professional zijn? Gaat het niet eerder om een respectvol samenspel tussen professionals en vakmensen. Het zou zo maar kunnen dat professionals in deze betekenis dan ook eerder aanlopen tegen vraagstukken rondom professionele identiteit, dan vakmensen doen. Daar zouden we eens dieper in moeten duiken. Wat Argyris betreft, hij zoomt in op een specifieke groep en is ook geïnteresseerd in de weerstand tegen verandering. Dat is weer een ander vraagstuk, dat meer gaat over opgelegde veranderingen.

U reikt in Je Binnenste Buiten al diverse tools voor toepassing van het model in de praktijk aan: vragen, een set dialoogkaarten. Toch was dat blijkbaar niet genoeg.
Ons eerste boek, Je Binnenste Buiten, is geen praktijkboek. We wilden het thema neerzetten, er genoeg zicht op geven om te laten weten dat het wel degelijk mogelijk is er praktisch mee aan de slag te gaan. Maar als je niet oppast is identiteit een onderwerp dat ook heel taai kan worden. Een wetenschapper schreef eens in een artikel dat het werken met identiteit wel een omgekeerde Repelsteeltje leek, waarbij we stro maken van al dat mooie goud. Dat risico wilden we natuurlijk zo veel mogelijk vermijden. Vandaar dat we ook in ons eerste boek zochten naar manieren om mensen aan het denken te zetten over hun eigen professionele identiteit. We hadden toen echter zelf ook nog weinig vormen in onze achterzak en slechts een eerste idee van de spelregels bijvoorbeeld. We hebben in de jaren daarna hard gewerkt, geëxperimenteerd en doordacht hoe ermee aan de slag te kunnen.

U wilde geen ‘kookboek’ maken maar ‘iets narratiefs’ ter ondersteuning van een mooi gesprek onder professionals. Hoe stelt u zich dat voor?
Eigenlijk zoals het er nu ligt. We wilden vooral geen ‘werkboek’ maken. Dus niet iets voor trainers –  professionele identiteit is ook geen onderwerp om een training over te geven – met allerlei uitgetekende werkvormen. Maar ook geen werkboek in de zin van: hier zie je vijf kernwoorden,  zet ze eens in volgorde; of maak deze zin eens af… Wat we wilden was een boek voor professionals, die met een groep bevriende vakgenoten, zelf aan de slag willen, die graag een goed gesprek voeren, die een slag dieper willen. Voor hen hebben we allerlei aanleidingen tot een goed gesprek bij elkaar gebracht.

En de aanleiding daartoe is dan bijvoorbeeld een volgende carrièrestap?
Dat kan een carrièrestap zijn. Een carrière stap vraagt vaak om een transformatie, een andere manier van kijken, met de noodzakelijke crises en dilemma’s. Het kan ook een organisatieontwikkeling, of een stevige ontwikkeling in het vak een aanleiding zijn (zoals bijvoorbeeld de ontwikkeling naar (regie-)verpleegkundigen), of een nieuwe fase in je persoonlijke ontwikkeling (tegen het einde van je loopbaan aanlopen bijvoorbeeld). Ik denk overigens dat elke professional die momenten kent dat ie denkt: waar ben ik nu eigenlijk mee bezig? Waar ben ik van? Het zijn logische momenten van herbezinning die er ook gewoon bij horen.

U schrijft onder meer dat dit nieuwe boek niet voor teams werkt. Wordt daarin dan niet gebouwd aan zoiets als een professional frame?
Je kunt in teams veel doen dat helpt in het versterken of aanwakkeren van professionaliteit, werk dat dicht tegen het werken met professionele identiteit aanligt. Bijvoorbeeld het samen nadenken over goed werk in een bepaalde opgave. Dat daagt ook uit om zelf eens stil te staan bij je eigen beelden en opvattingen over goed werk. We raden inderdaad af om met een team aan professionele identiteit te werken. Dat heeft meerdere redenen. In experimenten op dit vlak bleek dat het werken aan professionele identiteit dan wordt verstoord door de neiging om te confronteren of feedback te geven. Dat is een andere energie. Professionele identiteit vraagt om een zorgvuldige keuze van je gesprekspartners. Mensen die je waardeert, aan wie je in vertrouwen over jezelf wilt praten, die naast je gaan staan en met je meedenken, die willen kijken door jouw ogen en je dan willen helpen het beste uit jezelf te halen. Ik kom wel teams tegen die zeggen: maar dat kan ik wel hoor met dit team en dat lijkt me ook fijn. Als ik dan doorvraag naar wie de mensen zijn met wie ze echt graag over zichzelf van gedachten wisselen, op een manier waarbij ze er helemaal kunnen zijn, dan zijn het toch andere mensen. Ik heb niet zoveel met veiligheid in relatie tot leren. Het is vaak overschat. Maar in het werken met identiteit kun je het volgens mij alleen maar onderschatten.

Volgens u zijn identiteit en vrijheid nauw met elkaar verbonden, maar hoe groot is die vrijheid werkelijk als je bedenkt dat een werkrelatie altijd ook een economisch aspect heeft: er moet brood op de plank komen, ook bij professionals!
Kijken we naar de geschiedenis van het denken over professionals en professionaliteit, dan zien we dat dit denken op een gegeven moment is overgenomen door managers en een economische focus heeft gekregen.  Die afslag heeft niet veel goeds gebracht en is op veel plaatsen op z’n retour is; in de wetenschap, maar ook in het maatschappelijke debat. De grote hoeveelheid reorganisaties en pogingen kwaliteit te beheersen hebben, zo is onze ervaring, het antwoord op de vragen ‘waar ben ik van? en ‘waar wil ik van zijn?’ verduisterd. In de kern zoeken organisaties naar stevige professionals en willen professionals hun eigen meerwaarde bieden. Precies om professionals te ondersteunen bij het onderzoeken van antwoorden op deze vragen en hen zo te helpen steviger te staan, hebben we ons boek geschreven. Als je steeds beter weet waar je van bent en welke opdracht je te vervullen hebt, weet je steeds beter wat je in verschillende situaties te doen staat. Als je je realiseert dat je zelf kunt kiezen hoe je je professionaliteit wilt kleuren, ervaar je meer ruimte en vrijheid om het goede te kiezen. Vrijheid ontstaat doordat iets een eigen keuze is, niet is opgelegd, maar vormgegeven vanuit de rust over wie je bent en wat je wilt doen. Hoe meer er vanuit een organisatie bepaald en verplicht gesteld wordt, hoe meer we professionals het eigenaarschap ontnemen.