Kritiek op leerstijlen terecht?

Wat denk jij nu bij die kritiek op leerstijlen, Manon? Werkt het nu wel of niet? Niet raar dat die vraag mij gesteld wordt. Maar lastig reageren zonder concrete aanleiding. Het vraagstuk is te groot, te divers. Met een concrete casus of referentie in de hand is het gemakkelijker positie bepalen. In deze blog kijk ik mee naar zo’n onderzoek. Is die kritiek op leerstijlen nu terecht?

“Heb ik net vorige week nog verteld dat ik altijd zucht als er een link naar een filmpje in mijn mail binnenkomt. Laat mij maar platte tekst lezen. Dus ik ben zelf heel verbaasd dat ik net 1.24 uur bij jou in de klas heb gezeten.” Dit bericht ontving ik naar aanleiding van mijn openbare les. Lief, maar bovenal een mooie illustratie van een artikel dat ik net gelezen heb over relativiteit van auditief of visueel leren.

Steeds vaker vang ik geruchten op over de beperkte impact van het werken met leerstijlen. Vaak is de bron onduidelijk. Nu werd deze meegestuurd en die was (is) het lezen waard! De blog gaat in op het rendement van het werken met leerstijlen en bespreekt een artikel  uit het Journal of Educational Psychology van Rogowsky en Calhoun. Niet het eerste het beste journal! Bovendien is het artikel prettig genuancerd, wordt er niet uit de losse pols geschoten én omvat het een handreiking voor het kijken naar het leerstijlen-vraagstuk.

Wat valt op?

Het eerste punt van aandacht is natuurlijk waar we het eigenlijk over hebben, als we het hebben over ‘leerstijlen’. In dit geval gaat het beschreven onderzoek naar ‘stijlen’ over een specifiek stijlonderscheid, namelijk over het verschil tussen en de invloed van auditief en visueel leren. Wat in het artikel wordt betoogd is dat het visueel of auditief aanbieden van de instructie geen onderscheidend effect heeft op het leervermogen. De twee vormen van leren zijn onderscheidend, maar kennelijk niet doorslaggevend in het leren. Kijken we naar de praktijk, dan zien we dat gesproken en geschreven taal elkaar de ene keer afwisselen, op andere momenten ondersteunen beeld en geluid elkaar. Je leert dus vanzelf met de combinatie je voordeel te doen.

Vervolgens kijk ik dan naar de opvatting achter het gebruik van de leerstijlen. Dit onderzoek gaat over de meest effectieve “instructie modus”, met een specifieke vraag, namelijk of je wel of niet moet aansluiten bij de stijl. Dat is een gerichte opvatting over de manier waarop je stijlen in zou kunnen zetten.  De conclusie hier is: het kiezen voor visueel of auditief leren in aansluiting op de voorkeur van degene die aan het leren is, is niet zo zinvol. Dat is dus wat anders dan dat het werken met verschillende manieren van leren niet zinvol zou zijn. In de weg van theorie naar praktijk is de nuance verloren gegaan. Zelf zeg ik altijd: het kennen van de voorkeur is van belang, maar het ligt meer voor de hand aan te sluiten bij wat je wilt leren, ipv wie er leert. Dat is dus een alternatieve opvatting over het gebruik.

Let tenslotte ook even op met de leeftijd. Ze hebben hier een slimme keuze gemaakt. Het gaat over 25-40 jarigen. Dat is in zoverre slim, dat recente ervaringen lijken uit te wijzen dat op jonge leeftijd de manier van leren nog instabiel is, nog niet uitgekristalliseerd. Hier is dat waarschijnlijk wel het geval. Dat maakt overigens het doortrekken van de conclusies voor andere leeftijdsgroepen onzeker.

“Werken met leervoorkeuren is niet zinvol”, is hier dus genuanceerd tot het gegeven dat volwassenen hun auditieve en visuele vormen van leren naast elkaar gebeuiken en dat instructie in de een of andere variant geen zichtbaar verschil in resultaat oplevert. Het is dus een kwestie van goed lezen en kritisch blijven denken.

Dan nog even dit

Hoe kijk ik dan persoonlijk naar dit vraagstuk? Waar leervoorkeuren voor mij om draaien is het omgaan met diversiteit; je realiseren dat de ander anders leert dan jij en daar open en nieuwsgierig naar zijn, simpelweg omdat het helpt in al die situaties dat je samen zoekt naar nieuwe oplossingen en denkrichtingen. Of in situaties waarin je de ander een stap verder helpt in zijn ontwikkeling, als manager, als coach, als docent, als zorgcoördinator, als adviseur, …

Een mooi voorbeeld trof ik laatst in gesprek met een groep MBO-docenten die zich zorgen maakte over een leerling, zachtaardig, betrokken, maar onder invloed van een vriendje met losse handen. Kun je denken: wat zegt dat nu over leren. Maar in leervoorkeuren gesproken gaf deze leerling zich totaal over aan iedereen die ze zag als haar ‘meerdere’. Natuurlijk is doorverwijzing naar maatschappelijk werk hier relevant, maar als docent heb je ook zelf wat te doen.

Door het leerprofiel te verbreden (in dit geval maakt het eigenlijk niet uit wat je er als extra leervoorkeur bijtrekt), komt deze leerling aanzienlijk steviger te staan: Kennisverwerven erbij, maakt dat ze zich af gaat vragen of het klopt wat er gebeurt, participeren maakt dat ze anderen om hun mening vraagt, kunstafkijken maakt dat ze gaat vergelijken en ontdekken maakt dat ze meer waarde hecht aan wat ze zelf wil… Een klein voorbeeld. Maatwerk. Nuances. Doorgronden. Verbanden leggen. Dat is waar het wat mij betreft om gaat.

Belangrijk

Het is meer dan belangrijk het soort onderzoek zoals hier aangehaald grondig te lezen of bekijken. Het volgende filmpje “learningstyles not just wrong, also dangerous” daagt je daarin uit. Aan overtuigingskracht geen gebrek. De vraag is, hoe je de informatie zelf beoordeeld na het lezen van de blog.

Ik houd me aanbevolen voor andere (kritische) berichten rondom het effect van werken met diversiteit in leren.