Ongekend Onrecht vraagt andere aanpak
Laatst las ik, Manon, de kamerbrief vanuit het kabinet in reactie op het rapport Ongekend Onrecht, naar aanleiding van het onderzoek naar de toeslagenaffaire. Vanuit mijn betrokkenheid bij het programma Grenzeloos Samenwerken van het ministerie van BZK, raakte mij de oproep die erin staat rondom het ambtelijk vakmanschap. Ik besloot een aantal mensen hierover een mail over te sturen.
De aanleiding om te schrijven was het gegeven dat de kamerbrief, in mijn ogen zo nadrukkelijk wijst op het enorme belang van (het ontwikkelen van) ‘professional judgement’ (en het hele spectrum van professionaliteit, oordeelsvorming, autonomie) van betrokkenen. Het belang daarvan klinkt bijvoorbeeld door in zinnen als: “Door harde regelgeving, vooringenomen handelen, het ontbreken van de menselijke maat en door geen gehoor te geven aan noodsignalen, hebben tienduizenden ouders en kinderen hun leven de afgelopen tien jaar zien veranderen in een moeras van ellende.” En: “Het systeem van toeslagen was te fraudegevoelig. Dat zorgde voor een roep om meer controle en handhaving. Die controle en handhaving is volledig doorgeschoten.”
Er is niet een denkrichting de juiste, in hoe je hier wat aan kunt doen. En ik hoop dat ze een breed perspectief aan denkrichtingen en activiteiten inzetten. Mij alarmeerde in de gekozen oplossingsrichtingen de volgende twee passages.
Als eerste deze: “We gaan van casusoverleggen een vast onderdeel maken van het werk van beleidsmakers, bestuurders en bewindspersonen. Zo bespreken zij samen met uitvoerders dilemma’s uit de praktijk en op basis van die gesprekken desgewenst het beleid aanpassen. Dit gesprek maakt het mogelijk om explicieter overwegingen van algemeen belang te spiegelen aan een concrete casus, ook al zal het niet altijd kunnen of verstandig zijn om op basis van één casus het algemeen beleid aan te passen. Deze casussen zullen periodiek worden besproken in de opdrachtgever-opdrachtnemer overleggen.”
Dat is in de basis natuurlijk heel goed! Maar er is ook een potentieel gevaar aan verbonden. Zet je namelijk een groep kundige, maar ook invloedrijke mensen bij elkaar om een casus te bespreken en komen die tot een waardevol gesprek en interessante inzichten, dan is de kans groot dat ze de wens hebben met deze inzichten impact te maken. Voordat je het weet, worden deze inzichten dan vertaald in nieuwe regels, stappenplannen of succesfactoren. Dat is precies wat je niet wilt, want die staan professional judgement van degenen die de volgende keer een ‘wakkere afweging’ moeten maken juist in de weg. Het is dus van belang goed na te denken over de gevolgtrekking van een dergelijke sessie en dat te richten op het maken van afwegingen (dus net de stap vóór directe aanwijzingen): ‘we moeten erop letten dat we x (kennis), y (acties) of z (invloed van machtsverhoudingen of wie heeft het hier voor het zeggen) meenemen in onze afwegingen.’ Het is beter in te zetten op het ontwikkelen van dit afwegingsvermogen dan op het ‘breder uitrollen’ van goed bedoelde oplossingen uit casusoverleggen.
En als tweede passage: “De norm is dat ambtenaren werken op basis van openheid en verantwoording. Dat ze kunnen omgaan met tegenspraak en direct contact met burgers. Dat ze effectief samenwerken over (organisatie)grenzen heen. En dat hen daarbij de maatschappelijke opgave helder voor ogen staat. Dat betekent niet alleen iets voor de kennis en vaardigheden van individuele ambtenaren, maar ook voor de samenstelling van teams, de manier van aansturing door leidinggevenden en de organisatorische randvoorwaarden. (…) Vanuit BZK wordt een rijksbreedprogramma opgezet dat inzet op bewustwording en praktische uitwerking van nieuwe werkwijzen en op de benodigde opleiding en training van ambtenaren (beleidsambtenaren, uitvoerende ambtenaren en leidinggevenden).”
Versterking van ambtelijk vakmanschap is natuurlijk ook weer heel prima. Ook hier echter een aantal kanttekeningen, want voordat je het weet heb je als ambtenaar weer een aanvullende reeks opleidingen aan je broek hangen:
- Bijvoorbeeld openheid en verantwoording. Hoe je daarmee omgaat en hoe je dat afweegt in het moment, dat leer je niet in een opleiding of rollenspel. Twee opmerkingen hierbij:
- Het zijn vermogens (en dus combinaties van mensen, processen en systemen) en dat vraagt een mindshift van leer- & ontwikkelprofessionals, maar ook van andere partijen, zodat gedragsverandering niet bij leren en ontwikkelen alleen blijft liggen en ook niet wordt overgelaten aan het individu (‘hier heb je kennis erover en ook wat vaardigheden, ga het nu maar gewoon doen’).
- Ik zou ook hier willen pleiten voor de aandacht voor professional judgement: opsporen waar zich kritische beroepssituaties voordoen rond openheid en verantwoording, die vervolgens vastpakken in narratieve beschrijvingen die herkenbaar zijn en die je daarna kunt inzetten om het gesprek te voeren over de afwegingen die een professional maakt in het moment suprême. Liefst dicht tegen de praktijk aan, dus met een opgaveteam: ‘wat verwachten we aan kritische situaties en hoe gaan we daar in onze situatie mee om?’
- Het kunnen omgaan met tegenspraak en direct contact met burgers vraagt bovendien om versterking van beroeps- en professionele identiteit; weten wat de kaders zijn van je vak, zelf sterk staan, je eigen kleur zoeken in het contact.
- Het gaat volgens mij niet zozeer over de samenstelling van teams, maar veel eerder over de vraag hoe teamleden afstemmen over goed werk binnen hun opgave. Immers als je regelgeving en protocollering verminderd, heb je op een andere manier houvast nodig. Dat houvast is voor elke opgave verschillend en het is zaak dat teamleden leren elkaar te vinden in een gedeelde opvatting, zodat ze ook gezamenlijk kunnen sturen en bijsturen
- En voor dat laatste zijn er leidinggevenden nodig die niet begeleiden op het individu (zoals volgens veel onderzoek nog steeds de overhand heeft), maar op het begeleiden van het collectief en de professionele dialoog (aandacht voor het ‘goede gesprek’ is een voorbeeld van vaak de individuele benadering en niet de aandacht voor ‘goed werk’ wat meer past bij professionaliteit).
Al met al een brief met veel aanknopingspunten voor het denken over professionaliteit, leren en ontwikkelen. Maar ook een brief die, wanneer met zorg gelezen, meteen oproept tot zorgvuldigheid, tot het vermijden van standaardantwoorden en bekende valkuilen. We weten inmiddels beter dan het organiseren van grote opleidingen om deze vraagstukken aan te pakken. Maar ik weet ook dat er veel handen van vakgenoten zullen jeuken om juist de nieuwe wegen op te gaan en nieuwere inzichten te kunnen inzetten. Ik wens de denkers die hiermee aan de slag gaan, veel plezier en alle wijsheid toe!